In memoriam René Grotenhuis
(1951—2021)

René Grotenhuis was voormalig algemeen directeur Cordaid en vicevoorzitter VKMO.

Geloof, reflectie, moed.

13 december 2021 — In een gammel busje zijn we op weg naar het opvanghuis voor vluchtelingen van de Jesuit Refugee Services in Boekarest. Het is hartje winter, begin 2003. Het wordt een bizarre confrontatie met asielzoekers. Zelfs voor ons gezelschap, dat deelnam aan de jaarlijkse conferentie van hulporganisaties voor vluchtelingen in Europa. De vluchtelingen die we daar ontmoetten kwamen uit Afghanistan en het Midden-Oosten en waren door mensensmokkelaars in Roemenië gelost, en wel in een gebied met Duitse plaats- en straatnamen. Jullie zijn in Duitsland, was ze te verstaan gegeven. Wij hebben geleverd en zoek het verder zelf maar uit. Maar dat Roemenië had toen nog hermetisch gesloten grenzen met het Westen!

Er was nog één andere Nederlander in het busje op weg naar de Jezuïeten. Als vicevoorzitter van VluchtelingenWerk Nederland wilde ik wel weten wie die bescheiden, vriendelijke persoon op de achterbank was. René Grotenhuis dus en hij leidde Pharos, de dienst die medische hulpverlening mobiliseerde en organiseerde voor vluchtelingen in Nederland. Al snel liet hij in de vertrouwelijkheid van de tocht weten dat hij genomineerd was om directeur van Cordaid te worden en dus eigenlijk mijn tweede opvolger. Na Hans Kruijssen zou hij op korte termijn het roer overnemen bij Cordaid, dat mede ontstaan was uit het vroegere Cebemo. Die keuze op hem van het toenmalige bestuur van het grote Cordaid beviel mij onmiddellijk.

Het zou niet de laatste keer zijn dat onze levenspaden en verantwoordelijkheden elkaar kruisten. René was bereid mij op te volgen als voorzitter van de Society for International Development Nederland (SID) en later kwam hij als penningmeester in het bestuur van SID International, en weer later mag ik hem zien functioneren als vicevoorzitter van het Verband van Katholieke Maatschappelijke Organisaties (VKMO) dat we met een aantal geestverwanten eind tachtiger jaren hadden opgezet. Als reactie op het mislukte Pausbezoek aan Nederland van 1985. René fascineerde door die unieke combinatie van diepe gelovigheid, reflectie en gedrevenheid. En dat leidde ertoe dat hij verantwoordelijkheden nam voor zaken waarvoor moed nodig was. Moed en visie. Hij trok bewust weg uit de toen nog enigszins beschermende kaders van het pastoraal werk om “in de wereld” die verantwoordelijkheid te nemen, maar telkens ook om weer terug te vallen op de bronnen van zijn inspiratie. René bad en reflecteerde, maar hij leefde ook de soberheid voor waartoe het Evangelie hem had opgeroepen, en vooral kende hij die zin uit de Johannesbrief: “aan uw daden zult gij herkend worden”. Niet alleen om wat je zégt dat je voorstaat.

Maar die instelling vergde moed, moed en overtuigingskracht. Binnen de kerk zelf waar moed nodig was om zich te blijven verbinden zonder kritiekloos alle voorschriften en structuren te volgen. Moed ook om het onmisbare vuur weer aan te wakkeren in christelijk-sociale organisaties waar ook bij de eigen staf niet uitgegaan mocht worden van het vanzelfsprekende van de identiteit en het daarnaar handelen. En moed om voor de publieke relevantie van je overtuiging op te komen in een cultuur, in de maatschappij en de politiek, waar referentie aan transcendente waarden en inspiratie zelden nog begrepen of zelfs geduld worden. Het is binnen die driehoek, dat momenteel de strijd plaats vindt om de publieke betekenis en vitaliteit van het christelijk getuigenis.

Bij Cordaid werd in de periode Grotenhuis die driehoek van kritische controle, gebrek aan draagvlak en empathie en een soms kil of onverschillig publiek klimaat nog scherper getekend dan bij vele andere organisaties. De onstuimige groei van middelen bracht ook een instroom van vele, vele nieuwe stafleden, terwijl het rekruteringsreservoir van op christelijke identiteit aanspreekbare medewerkers kleiner en kleiner werd. Maar vooral werd de spanning groter tussen de noodzaak in zoveel programma’s op het zuidelijk halfrond om vooral barmhartige en doeltreffende (gezondheids)hulp te verstrekken aan de bevolking aan de ene kant en de beperkingen daaraan die men wilde opleggen met een beroep op bepaalde kerkelijke voorschriften. En dan was er nog het onverwacht snel veranderende politieke klimaat in eigen land, waardoor vrijwel van de ene dag op de andere er een dramatische omslag kwam in de beschikbare budgetten. En dat niet alleen: juist op wat door velen werd gezien als het meest effectieve kanaal voor ontwikkelingssamenwerking, het particuliere en de hulpverlening aan de basis, werd disproportioneel veel bezuinigd. René moest zich en zijn organisatie daarbinnen staande houden en de continuïteit van het nog steeds zo noodzakelijke werk waarborgen. Op het terrein van de middelenstroom moest naar nieuwe wegen worden gezocht, soms met pijnlijke keuzes en het afscheid nemen van partners en gebieden waarmee decennialang met vertrouwen was samengewerkt. En hij moest naar nieuwe mogelijkheden zoeken om in dit veranderende landschap relevant te blijven en de onverminderd grote noden te kunnen blijven beantwoorden. Nieuwe nationale samenwerkingsvormen op het terrein van noodhulp kwamen tot stand en er ontstonden niet voor de hand liggende bondgenootschappen van diplomaten, militairen en hulpverleners (3D). Tezelfdertijd werden middels conferenties en dialogen telkens opnieuw pogingen gedaan om sommige kerkelijke gezagsdragers te overtuigen, dat een barmhartige en efficiënte aanpak niet een hobby was van libertijnse organisaties in Nederland maar een bittere noodzaak vanuit de realiteit overzee. En in de eigen organisatie moest het vuur brandend worden gehouden, soms over scepsis en onverschilligheid heen, dat de Boodschap van de Bevrijding ook in deze eeuw onverminderd inspirerend en onvervangbaar was. Daarbij was die moed, de deskundigheid ook en het getuigenis van René onmisbaar, niet alleen uniek voor Cordaid maar vooral middels zijn publicaties ook voor de verdere wereld van de ontwikkelingssamenwerking.

Maar ook daarbuiten: voor de hele Nederlandse samenleving speelt wellicht meer dan ooit de vraag hoe de evangelische boodschap herkenbaar kan worden omgezet in maatschappelijke keuzes op een moment dat in het publieke discours weinig begrip is voor een rol van religie in het publieke domein. En op een moment dat vele organisaties en instellingen, die traditioneel juist die opdracht tot hun kerntaak zouden moeten rekenen met moeite de verleiding kunnen weerstaan om het institutionele belang zwaarder te laten wegen dan die roeping. En dat terwijl binnen dat kerkelijk instituut zelf een soms verlammende richtingenstrijd woedt over de vraag wat echt telt: de Boodschap voor de wereld of het behoud van een soms tijdgebonden traditie. Dan telt alleen nog “Bezieling” in meerdere betekenissen van dit woord als antwoord op die driehoek van uitdagingen. René, die dat doorhad, nam dan ook met enthousiasme verantwoordelijkheid op voor het tijdschrift “De Bezieling” als een noodzakelijke vrijplaats voor verdieping, gesprek en bemoediging. En hij schreef bestaande organisaties niet af, maar wilde ze uitdagen elkaar te versterken, met name in dat Verband van Katholieke Maatschappelijke Organisaties, waarvoor hij bestuurlijk medeverantwoordelijkheid wilde nemen. Kort nog voor zijn dood zagen wij hem actief betrokken bij het Christelijk-Sociaal Congres dat het jongste hoofdstuk uit het katholiek-sociaal denken, de zorg voor de Schepping, aan de orde stelde. Hij was er bij ondanks zijn ziekte en ondanks de angst die hij gevoeld moet hebben. Hij was erbij met die uitstraling van geïnteresseerdheid én vriendelijkheid.

Op deze derde Adventszondag die hij hier net niet meer heeft mogen beleven, lezen we de oproep “dat onze vriendelijkheid bij alle mensen bekend moet zijn”. Niet die zorgen, niet het sombere en angstige. Toen ik nu alweer bijna twintig jaar geleden René voor het eerst ontmoette in dat busje in Boekarest, herkende ik die vriendelijkheid. Maar ik zag ook iets anders: die ogen die vooral waarnamen en de impressies verinnerlijkten; daarop reflecteerden en in acties van moed vertaalden. In die zin schiep hij noodgedwongen misschien ook wel een bepaalde afstand. Ik had er wel eens moeite mee. Maar misschien moet er ook voor moed en diepe overtuiging soms een prijs betaald worden van afstandelijkheid en eenzaamheid. Onze samenleving en de gemeenschappen van gelovigen en mensen van goede wil hebben vorige week een onmisbaar verlies geleden.

13 december 2021

Jos van Gennip

(voormalig directeur Cebemo)